Nieuwe Feviavoorzitter ziet groeikansen voor voedingssector

Jan Vander Stichele (55) voorzitter van Fevia, de federatie van de Belgische voedingsindustrie.

Op 4 december nam Jan Vander Stichele (55) de fakkel over van JeanEylenbosch als voorzitter van Fevia, de federatie van de Belgische voedingsindustrie. Fevia vertegenwoordigt 26 sectoren en 700 bedrijven die kwaliteitsvolle voeding en dranken produceren in België. En volgende cijfers onderstrepen extra het belang van de sector. De omzet van de voedingsindustrie in ons land groeide in 2017 met 5,1%tot € 52,6 miljard. Met 90.700 directe arbeidsplaatsen in heel België waarvan 62.750 in Vlaanderen, 4.350 werkgevers en nog eens 140.600indirecte tewerkgestelden is de voedingssector de grootste industriële werkgever in ons land.  

Jan Vander Stichele, tevens Voorzitter van de Raad van Bestuur vanLotus Bakeries, staat voor een mandvol uitdagingen.“Onze ambities en ons toekomsttraject is al door mijn voorgangers uitgetekend. Een aantal jaar terug – onder het voorzitterschap van Bernard Deryckere – hebben we oa.vastgesteld dat groei in onze sector vooral mogelijk was via export. Bernard Deryckere heeft toen samen met de hele Fevia-ploeg de voedingsindustrie op de kaart gezet met het merk ‘Food.be – Small country. Great food.’ Samen met verschillende partners, zoals de regionale exportagentschappen en ambassades, zet FEVIA ‘Belgian Food’ op economische missies en voedingsbeurzen op de wereldkaart met dat ‘merk’. Dat idee is ondertussen een volwassen initiatief geworden. Concreet: de export steeg in 2017 met 7,5% tot 26,7 miljard euro. De handelsbalans bereikt daardoor een positief resultaat van  4,7 miljard euro. Opvallend: hoe verder de afzetmarkt, hoe groter het succes. Buiten de Europese Unie steeg de export met gemiddeld 15,5% tot 4,3 miljard euro. Opvallend: naar de belangrijkste verre Fevia-markt de Verenigde Staten steeg de export zelfs met 16,1% tot  716 miljoen euro.”

Jan Vander Stichele vervolgt: “Naast die focus op export, hebben we er tegelijkertijd ook voor gezorgd dat we naar de overheid en de consument toe zelf onze verantwoordelijkheid hebben opgenomen. Vorig jaar hebben we bvb. met Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits en Vlaams minister van Welzijn JoVandeurzen het engagement aangegaan om tegen het schooljaar 2020-2021 testreven naar een evenwichtiger en gevarieerder aanbod dranken en tussendoortjes in de scholen. Wij zijn toen proactief opgetreden en hebben er ons toeverbonden om inspanningen te leveren om stapsgewijs een evenwichtig gezondheidsbeleid voor te calorierijke dranken en snacks, de zogenaamde tussendoortjes, te ondersteunen. Via de media heeft u kunnen vaststellen dat dit convenant heel goed is opgevolgd.”

“Nog een jaar eerder ondertekende de sector ook op eigen initiatief met minister vanVolksgezondheid Maggie De Block het Convenant Evenwichtige Voeding. Dat convenant mikt op een daling van de calorie-inname met 5% en op de optimalisatie van de samenstelling van voeding, bijvoorbeeld door het verminderen van vet en suiker en het toevoegen van meer vezels. Met een gelijkaardig zoutconvenant realiseerde de sector reeds een daling van zoutconsumptie met 10%. De Belgian Pledge (sinds 2012 het antwoord van de voedingssector op de vraag naar verantwoorde reclame naar kinderen, ml) beperkt de marketing naar kinderen voor producten die niet voldoen aan bepaalde nutritionele criteria. Al die initiateven zijn nog maar een eerste golf van nog af te leggen etappes in dit proactieve parcours. Voedselveiligheid is sowieso een conditio sine qua non.”

Het derde online duurzaamheidsverslag van de Belgische voedingsindustrie van 2017 toont hoe de sector tegelijk haar groei wil verderzetten en antwoorden biedt op uitdagingen rond welvaart, respect voor medewerkers, bijdrage aan de maatschappij van de voedingsindustrie en milieuaspecten. JanVander Stichele: “Rond die vier pijlers roepen we onze beleidsmakers op om samen met ons te bouwen aan een welvarende, duurzame en gezonde toekomst. We vertrekken van een gedeelde verantwoordelijkheid. Daarvoor hebben we enerzijds groei en anderzijds talent nodig. En we willen volop circulair ondernemen. De doelstelling van die circulaire economie is het sluiten van kringlopen doormaterialen en grondstoffen zo lang mogelijk te (her)gebruiken en afval zoveel mogelijk te vermijden. De voedingsindustrie past dit principe al van oudsher toe. Het valoriseren van nevenstromen, bijvoorbeeld als diervoeder, of het recycleren van verpakkingen, zijn daar maar enkele voorbeelden van. Ondermilieu valt ook de optimalisering van mobiliteit en de maximalisering van de vrachten.Verder hebben we met minister Schauvliege een akkoord gesloten over verminderd waterverbruik in de brouwerijsector. We reinigen in dat kader proceswater om opnieuw te gebruiken bij bvb. installaties te reinigen.”

Als we over groei spreken, hebben we het dus zoals reeds gezegd over export. Jan Vander Stichele: “Maar ondertussen spelen er andere gegevens mee. We stellen vast dat de Belgische markt sinds vorig jaar zelfs achteruitgaat na jaren stagnatie. Omdat de voedingsindustrie ook geconfronteerd blijft met een loonkostenhandicap van16,4% in 2018 en hoge meerkosten op haar elektriciteitsfactuur. Het gevolg is dat de Belgische consument zijn aankopen meer en meer over de grens gaat doen.Ik denk bvb. aan de Auchans en de Albert Heyns. Na de dubbele verhoging van de zogenaamde “gezondheidstaks” zijn de grensaankopen van niet-alcoholische dranken met 8,8% gestegen tegenover 2016 en zelfs met 22% tegenover 2015. De opkomst van e-commerce zal die trend wellicht nog verder vergroten.Tegelijkertijd staat de afzet van Belgische producten op de eigen markt steeds meer onder druk door de opeenstapeling van overheidstaksen, -heffingen en-bijdragen waar buitenlandse concurrenten deels van bespaard worden en zo aan lagere prijzen dan hier kunnen verkopen.”

Men heeft het zo dikwijls over een  level playing field, een rechtvaardigheidsprincipe waarin alle spelers evenveel kansen hebben om te slagen en iedereen het spel speelt volgens dezelfde regels. Jan Vander Stichele: “Maar in realiteit moeten we oneerlijke handelspraktijken slikken en willen die beëindigd zien. Binnen Europa is het ‘gastro-nationalisme’ (consumenten in andere landen die steeds meer aangespoord om lokale producenten te kopen, ml) een bedreiging. Ik noem de verplichteoorsprongsetikettering in Frankrijk als voorbeeld. De exportvan Belgische zuivelproducten naar Frankrijk daalde daardoor in volume omdat de Fransen door die etikettering vooral hun eigen producten willen consumeren. President Macron heeft nu ook recent in zijn regeringsherschikking met Didier Guillaume een nieuwe landbouwminister benoemd die in de vorige regering van François Hollandeduidelijk de kar trok van dat gastro-nationalisme en de ‘étiquetage’. Dat is geen goed voorteken dus. Als de Franse consument straks alleen nog producten koopt waarvan de grondstoffen uit Frankrijk komen, zal dat op onze export wegens en staat dat haaks op wat we in Europa altijd overeen zijn gekomen. ”

In een krant van de groep Reusir, één van de belangrijkste mediagroepen op het vlak van landbouw in Frankrijk, stond medio oktober inderdaad dit: Jan Vander Stichele: “DeFranse FNSEA (Fédération nationale des syndicatsd’exploitants agricoles) en de Italiaanse landbouwvakbond Coldiretti hebben op 19 oktober een ‘Europees burgerinitiatief’ gelanceerd om minstens één miljoen handtekeningen te verzamelen voor de etikettering van de oorsprong van landbouwproducten. Frankrijk experimenteert, sinds 1 januari 2017 en tot eind2018, inderdaad met vermelding van de oorsprong van melk en vlees als ingrediënten in verwerkt voedsel. “Deze experimenten met labeling zijn bedoeld om te worden uitgebreid. We hebben alle elementen om aan te tonen (aan de Europese Commissie, red.) Dat deze maatregel wordt geprezen doorconsumenten, “zei Philippe Duclaud, adjunct-directeur-generaal  bij het ministerie van Landbouw (van Didier Guillaume), door steun te verlenen aan de Frans-Italiaans initiatief.”

De groeiambities die Fevia voorstaat zijn altijd gekwantificeerd en duidelijk maar houden ook bepaalde implicaties in. De toenemende automatisering, digitalisering en robotisering zorgen ervoor dat onze bedrijven steeds meer op zoek zijn naar technisch geschoolde profielen. De continue investeringen van voedingsbedrijven zorgen voor tal van openstaande vacatures, voor een grote verscheidenheid en diversiteit aan profielen. Jan Vander Stichele: “We hebben de juiste en voldoende mensen nodig. Maar we constateren dat er momenteel te weinig gekwalificeerde jonge krachten op de arbeidsmarkt beschikbaar zijn.” VDAB, Forem en Actiris vermelden dagelijks gemiddeld 1500 vacatures bijvoedingsbedrijven op hun website en dagelijks komen er 36 nieuwe vacatures open, waarvan steeds meer voor technisch geschoolde medewerkers. Jan VanderStichele: “We moeten dus aan opleiding en activering doen. En we zullen ook aan employment branding moeten doen om werken in de voedingssector sexy te maken en tonen dat er hier plezant een interessante jobs zijn. Een recent voorbeeld: het jaarlijkse innovatie- en techfestival SuperNova in Antwerpen waar visionaire oplossingen, technologieën en inzichten samenkomen en dat het leven van de toekomst laat zien, en ook van de voeding. Wij waren daar met onze innovatiecluster Flanders’ FOOD aanwezig.Heel wat bezoekers waren verwonderd dat onze voedingssector ook digitale camera’s en andere toekomstgerichte technologieën gebruikt. Men associeert ons soms nog te veel met bepaalde ambachten terwijl heel wat productielijnen hoogtechnologisch zijn. Dat biedt dus heel wat kansen voor jongeren die eenSTEM-opleiding volgen ( Science – Technology –Engineering – Mathematics) volgen.“

Fevia zet met de employer brand FoodAt Work de troeven van de voedingsindustrie als werkgever in de kijker bijpotentiële medewerkers, scholen en de verschillende spelers op dearbeidsmarkt (zoals VDAB, Forem en Actiris). Jan Vander Stichele: “Zo organiseert Fevia jaarlijks innovatiewedstrijden om jongeren de voordelen van werken in de voedingsindustrie in de praktijk te laten ondervinden. De Food At WorkStudent Awards die jongeren van het secundair, hogeren universitair onderwijs uitdagen om de voeding van de toekomst mee te ontwikkelen. En de Food At WorkTechno Awards die Vlaamse leerlingen van het technisch onderwijs of beroepsonderwijs uitdagen om een technische oplossing bij een voedingsbedrijf uit te werken. Maar ook een waaier aan bedrijfsbezoeken en ontmoetingen tussenstudenten en CEO’s.”

Fevia zet ook intens in op innovatie binnen het bereik van kmo’s die 95% van de sector uitmaken. Jan VanderStichele: “Om innovatieprojecten in en voor alle voedingsbedrijven blijvend te stimuleren, stond Fevia mee aan de wieg van twee performante innovatieplatformen: Flanders’ FOOD in Vlaanderen, waarvan ik sinds een paar jaarvoorzitter ben, en Wagralim in Wallonië. Ik heb als voorzitter van Flanders’ FOOD de transformatie van lichte structuren naar een echte innovatiecluster meegemaakt. We hebben daar gigantisch veel werk en energie ingestoken. We hebben provincie per provincie zoveel mogelijk kmo’s hierbij betrokken. We zijn hen gaan bevragen wat ze willen en de respons wason waarschijnlijk goed. Het budget van het aantal innovatieve projecten waaraan kmo’s deelnemen is in vier jaar ongeveer verviervoudigd. Het is niet alleen de bedoeling om kennis ter beschikking te stellen van kmo’s. We werken over de hele sector heen samen met kennisinstellingen, andere innovatiecentra, speerpuntclusters, overheid en uiteraard de bedrijven zelf om ons eigen te maken waar we nu staan.Daar bouwen we heel concrete projecten rond, op het vlak van automatisatie, digitalisering én op medewerkers. “

Fevia is ook heel actief in het project/traject ‘Factory of the Future’, om de Vlaamse voedingsindustrie te transformeren naar ‘Food Factories of the Future’. JanVander Stichele: “De voedingsindustrie haalde begin dit jaar voor derde jaar op rij één of tweeFactory of the Future Awards binnen. Die Awards bevestigen dat Vlaamse voedingsbedrijven, waaronder heel wat kmo’s, een enorm potentieel hebben om via innovatie in te spelen op de uitdagingen van de toekomst.” De Factory of the Future Award dit jaar voor vleesverwerkend bedrijf Dekeyzer-Ossaer is het bewijs dat de evolutie naar Industrie 4.0 ook inderdaad binnen het bereik van de vele kmo’s in de Vlaamse voedingsindustrie ligt. Detweede award voor een voedingsbedrijf ging naar de fabriek van Lantmännen Unibake in Londerzeel, die daar in een zogenaamde Bread Valley voorgebakkenen afgebakken diepvriesbroden produceert. Na een dramatische brand die in 2015de fabriek in de as legde, herrees het bedrijf in recordtempo. Lantmännen Unibake investeerde daarbij bewust in ons land in een future proofproductiefaciliteit, met een volledig geautomatiseerd productieproces, met alle instructies op schermen voor de medewerkers…”

Marc Lerouge

‘Van graan tot brood/bakkerijproduct’

Flanders’ FOOD ondertekende in april het clusterpact ‘speerpuntcluster agrifood 2018’ op het kabinet van Vlaams minister-president Geert Bourgeois. De Vlaamse overheid en Flanders’ FOOD leggen hierin hun inspanningen vast inzake innovatie en competitiviteit voor de voedingssector.

De Vlaamse overheid engageert zich omde steun voor de innovatietaken van Flanders’ FOOD voort te zetten. Daarnaastzal ze zich inspannen om de hinderpalen, die de doelstellingen zouden kunnen belemmeren, weg te werken. Flanders’ FOOD anderzijds engageert zich om voedingsbedrijven uit te dagen om via innovatie de stap te zetten naar de voedingsfabriek van de toekomst. Hierbij zijn industrie 4.0 en circulaire economie, zoals vastgelegd in de visie 2050 van de Vlaamse overheid, belangrijke elementen

Binnen Flanders’ FOOD zijn er in datkader al drie grote programmalijnen uitgetekend. Jan Vander Stichele: “ ‘Van graan totbrood/bakkerijproduct’ is er één van. Door een bepaalde manier van zaaien en oogsten en een optimale selectie van granen kunnen bepaalde smaakaspecten vaneen brood beter tot uiting komen. Een tweede onderzoekslijn is ‘Van varken tot charcuterie’. De vleeswaren krijgen af en toe een negatieve connotatie maar door het profileren van het soort varken dat nodig is om tot ideale vleeswaren te komen, kunnen we een aantal stappen in de keten vereenvoudigen en ervoor zorgen dat het eindproduct beter en evenwichtiger zal zijn. En ‘van aardappel tot friet’ is een derde, vergelijkbare roadmap.”

Het clusterpact wordt opgemaakt voor een periode van maximaal 10 jaar . Dit is de maximale periode dat de clusterorganisatie financiering kan bekomen als innovatiecluster. Het clusterpact wordt minimaal jaarlijks geactualiseerd op basis van het jaarplan van de cluster. Bij de jaarlijkse actualisering van het clusterpact kunnen steeds nieuwe partijen toetreden, of bestaande partijen uittreden.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*